Een studie, gezamenlijk uitgevoerd door onze dienst gynaecologie en ons labo microbiologie, haalde onlangs het internationale medische tijdschrift 'Journal of Maternal-Fetal and Neonatal Medicine'. De resultaten van de studie zorgen ervoor dat aanstaande moeders voortaan nog beter opgevolgd worden.
“Op verschillende momenten – op 35 à 37 weken zwangerschap (moeder), bij de bevalling (moeder en kind) en bij ontslag uit het ziekenhuis (moeder en kind) hebben we moeder en kind getest op de aanwezigheid van de MRSA-bacterie”, legt klinisch bioloog Stijn Jonckheere uit. “Van de 679 onderzochte moeders bleek ongeveer 3 procent MRSA-positief, vooral vrouwen die beroepshalve in contact komen met varkens en ander vee. De baby’s waren bij hun geboorte zo goed als allemaal MRSA-negatief, maar raakten vaak kort nadien via hun mama besmet met de bacterie. Bij de kindjes zagen we geen complicaties, maar 1 op de 3 MRSA-positieve moeders vertoonde wel milde complicaties, en dat is meer dan we verwachtten.”
Systematische test op 24 à 28 weken zwangerschap
Om de kans op besmetting met MRSA en eventuele complicaties – voor moeder én kindje – zo klein mogelijk te houden, worden voortaan alle aanstaande mama’s systematisch op MRSA getest tijdens de zogenaamde orale glucosetoleratietest op 24 à 28 weken in de zwangerschap. Door dit te combineren hoeven ze dus niet nog een keer extra naar het ziekenhuis af te zakken. Stijn Jonckheere: “Is de test positief, dan stellen we patiënt voor om de bacterie te bestrijden met ontsmettende neuszalf en ontsmettende zeep. Zo houden we de kans op infecties door de MRSA-bacterie zo klein mogelijk en beschermen we mama, kindje en andere patiënten."
