Men onderscheidt twee vormen van anesthesie:

De keuze voor volledige of regionale anesthesie wordt meestal bepaald door je gezondheidstoestand en het type ingreep dat je zult ondergaan. Soms is een keuze tussen beide mogelijk en zal de anesthesist dit met je bespreken. Soms gebruikt men beide technieken gelijktijdig.

Tijdens de ingreep zal de anesthesist je nauwlettend observeren. Hij of zij stelt een aangepaste behandeling in zodat je de ingreep veilig kan doormaken.

Algemene anesthesie

Deze methode van verdoven maakt je bewusteloos en ongevoelig voor pijn.

Hoe past men algemene anesthesie toe?

Meestal gebruikt men hiervoor geneesmiddelen die ingespoten worden via een ader en onmiddellijk werken op de hersenen. Soms kan men het slaapmiddel toedienen via het masker, dat op het aangezicht aangebracht wordt. Deze manier van inslapen draagt de voorkeur bij kleine kinderen.

Deze krachtige en betrouwbare geneesmiddelen brengen je in een kunstmatige slaap die sterk verschilt van de natuurlijke slaap. Een masker met zuurstof wordt boven je gezicht gehouden om het zuurstofgehalte in je bloed te verhogen.

Deze geneesmiddelen hebben een belangrijke weerslag op de ademhaling, het hart en de bloedsomloop. Daarom komt de anesthesist tussen in het bewaken en bijsturen van de werking van alle vitale organen. Hiervoor beschikt hij of zij over aangepaste medische apparatuur en extra geneesmiddelen. Vaak zal hij/zij een buisje in de luchtpijp brengen en een beademingstoestel gebruiken zodat de zuurstofvoorziening niet in het gedrang komt.

Tot de extra geneesmiddelen
behoren bijvoorbeeld de krachtige pijnstillers, de spierverslappers en de medicatie die de bloeddruk regelen. In het geval van overmatig vocht- en bloedverlies worden infuusoplossingen of bloedproducten toegediend. Op het einde van de ingreep zal de anesthesist de anesthesie beëindigen. Indien nodig worden geneesmiddelen toegediend die de uitwerking van deze stoffen versnellen.

Na de ingreep word je in de ontwaakruimte verzorgd. Hier word je terug wakker. Je bloedsomloop en de ademhaling worden er verder gecontroleerd. Bij zwaardere ingrepen en afhankelijk van je gezondheidstoestand kan voor of na de operatie beslist worden tot opname op de afdeling intensieve zorgen. Na de narcose houdt de anesthesist zich eveneens bezig met de pijnbestrijding.

Sedatie

De sedatie is een veel lichtere ‘algemene anesthesie'. Sedatie kan, zoals elke anesthesie, ook de ademhaling en de beschermreflexen van je longen (slikken, hoesten) onderdrukken.
De veiligheidsvoorwaarden en voorbereiding voor een sedatie zijn in principe dezelfde als voor algemene anesthesie. Sedatie zal gebruikt worden bij onaangename of pijnlijke medische onderzoekstechnieken (zoals endoscopieën, o.a. coloscopie of kijkonderzoek van de dikke darm).

Regionale anesthesietechnieken

Pijn wordt via de zenuwen naar de hersenen geleid. Wanneer men deze geleiding uitschakelt, wordt een deel van het lichaam ongevoelig gemaakt of onder anesthesie gebracht. Een dergelijke verdoving kan tot stand gebracht worden door rond de zenuwen bepaalde geneesmiddelen ('lokale anesthetica') in te spuiten. Afhankelijk van de lichaamsstreek en de toegangsweg, krijgt deze techniek een andere naam.

Spinale verdoving

Dit is de zogenaamde 'ruggenprik' waarbij de onderste lichaamshelft wordt verdoofd. Met een fijne naald zal de anesthesist ter hoogte van de lenden tussen de ruggenwervels prikken en een verdovingsmiddel inspuiten in het vocht dat zich rond het ruggenmerg bevindt. De prik gaat doorheen het omhulsel rond het ruggenmerg.

Deze prik doet meestal niet meer pijn dan de prik die je krijgt bij een bloedafname en gebeurt meestal in zittende houding. Behalve een verdoving veroorzaakt deze inspuiting ook een verlamming van de benen die blijft duren zolang de verdoving werkt. Het is een snelle, eenvoudige techniek voor korte ingrepen onder de navel.

Epidurale verdoving

Deze gebeurt ook via de 'ruggenprik' maar het verdovingsmiddel wordt net buiten het omhulsel van het ruggenmerg ingespoten. Hierdoor duurt het wat langer (ongeveer 15 minuten) voor de verdoving optimaal werkt. Het grote voordeel van een epidurale verdoving is dat op hetzelfde moment een katheter (dit is een zeer dun buisje) in de ruimte rond het ruggenmerg kan worden ingebracht. Via deze katheter kan men de patiënt pijnstilling toedienen tot zelfs een paar dagen na de operatie.

Regionale verdoving

Regionale verdoving kan gebruikt worden als enige verdovingstechniek voor een pijnvrije operatie, of samen met een andere anesthesietechniek (algemene verdoving of ruggenprik) om ook lange tijd ná de operatie pijnstilling te voorzien.

Bij regionale verdoving wordt slechts een deel van het lichaam gevoelloos gemaakt. Dit gebeurt door verdovingsmiddel in te spuiten rond de zenuw(en) die naar het te opereren gebied lopen. Om het verdovingsmiddel correct rond de zenuw te kunnen inspuiten gebruikt de anesthesist een echotoestel terwijl hij de naald inbrengt. Met dit toestel ziet hij de betrokken zenuwen, de positie van de naald, en het correct inspuiten van het verdovend product.

Als extra veiligheidsmaatregel wordt vaak ook gebruik gemaakt van een zenuwstimulator. Dit is een klein toestelletje dat aan de naald verbonden wordt en zeer kleine elektrische stroomstootjes doorheen de naald voert. Als de naaldpunt vlak bij de zenuw komt, kan de patiënt kleine, pijnloze spierschokjes gewaarworden. Dit bevestigt extra de correcte positie van de naald. Bij deze techniek kan ook weer een katheter in de buurt van de zenuw worden geplaatst zodat men langs deze weg de eerste dagen na de operatie verdere pijnbestrijding kan geven.

NIEUWSBRIEF
Swoosh element
Gebogen lijn Gebogen lijn